De rechtbank Oost-Brabant heeft een 71-jarige vrouw
veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 337 dagen
voorwaardelijk. Ze sloeg haar toenmalige partner met een hamer op zijn
achterhoofd. De vrouw moet zich ook laten behandelen aan haar psychische
problemen en krijgt een contactverbod met het slachtoffer.
De vrouw was in januari jl. in de woning van de man in
Empel en haalde daar een hamer uit de schuur. Volgens haar wilde ze daarmee de
inboedel kort en klein slaan om zo aandacht te vragen en hulp te krijgen voor
haar psychische problemen. Toen ze haar partner ineens aan de keukentafel zag
zitten, raakte zij volgens eigen zeggen in paniek, en sloeg ze hem met de hamer
op zijn achterhoofd.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de
advocaat, van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat de vrouw een plan had
gemaakt om haar partner om het leven te brengen. Ze handelde in een zogenaamde
'ogenblikkelijke gemoedsopwelling'. Daarom is er geen sprake van een poging tot
moord, maar van een poging tot doodslag. Anders dan de officier van justitie is
er volgens de rechtbank ook onvoldoende bewijs dat de vrouw meer dan één keer
op het hoofd van de man heeft geslagen.
Het slachtoffer liep een bloedende wond op die moest
worden gehecht op de spoedeisende hulp. Hij kwam er met relatief beperkt letsel
vanaf; dat had zomaar anders kunnen aflopen. Bij het bepalen van de straf houdt
de rechtbank er ook rekening mee dat er weliswaar sprake was van een poging tot
doodslag, maar dat de vrouw niet daadwerkelijk van plan was om haar toenmalige
partner dood te slaan. Ze aanvaardde 'slechts' de aanmerkelijke kans dat hij
zou overlijden, zoals dat juridisch gekwalificeerd wordt.
Diverse stoornissen
Verder blijkt dat de verdachte in de periode vóór het
voorval onder grote psychische druk stond. Ze zag mede vanwege de al langer
aanwezige psychische problemen, na een aantal voor haar ingrijpende
gebeurtenissen die de trigger waren, geen andere uitweg dan te handelen zoals
zij nu deed. Volgens een psycholoog is er sprake van een ernstige depressieve
stoornis, een psycho trauma- en stressorgerelateerde stoornis en een
persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en borderline trekken. De rechtbank
beschouwt de vrouw daarom als verminderd toerekeningsvatbaar.
Net als de officier van justitie vindt de rechtbank een
gevangenisstraf van 18 maanden op zijn plaats. Een behandeling is van groot
belang. Daarom legt de rechtbank 337 dagen celstraf voorwaardelijk op en
koppelt daaraan als bijzondere voorwaarden onder meer een meldplicht bij de
reclassering en opname in een zorginstelling. Omdat ze het onvoorwaardelijke
strafdeel inmiddels heeft uitgezeten in voorarrest, hoeft zij niet terug naar
de cel en kan ze snel beginnen met de behandeling. Ook krijgt ze een contactverbod
met het slachtoffer.